"Als we een echte keeper hadden gehad, dan hadden we gewonnen!" Deze uitspraak hoor ik regelmatig voorbijkomen als ik met ouders van de jongste jeugd spreek. Afgezien van het belang van winnen in het jeugdvoetbal of de rol van het hele team bij het voorkomen van doelpunten geeft het goed aan dat de keeper een belangrijke plek inneemt in het jeugdvoetbal. Is dat terecht en wat betekent dat voor de manier hoe we hier mee omgaan?
Natuurlijk is de keeper een belangrijke rol in het team. Immers je bent de enige die de bal in zijn handen mag pakken binnen je eigen gebied en zonder keeper mag je zelfs niet eens spelen. Dus het zou logisch zijn om jong te beginnen met het trainen van deze keepers. Het geeft ze immers de juiste middelen om succes te hebben, maar op langere termijn is dat misschien wel heel ineffectief. In het afgelopen WK in Rusland in 2018 was maar 1 op de 5 ballen een verdedigende actie van de keeper. 80% van de acties van de keeper waren aanvallend oftewel met de voeten. Dat betekent dat de moderne keeper naast ballen moet kunnen vangen ook erg goed met zijn voeten moet zijn.
Sinds 2017 spelen de pupillen in een vernieuwde opzet. Op een kwart veld worden er partijtjes 6-tegen-6 gespeeld. Net als in onze buurlanden wil de KNVB op deze wijze meer balcontacten, meer doelpunten en zo ook meer plezier te creeren voor de jeugd. Voor de (toekomstige) keepers betekent dat ze beter leren voetballen. Om dit effect nog meer te versterken is het een heel goed idee om in deze leeftijdscategorie keepers/spelers veel te laten rouleren. Alle kinderen komen dan zowel met het keepen als met het voetballen in aanraking en ontwikkelen zich op deze wijze breed. Degene die het echt leuk vinden om te keepen komen dan vanzelf boven drijven.
Maar hebben ze dan genoeg training gehad op het vangen van ballen en zou je dat niet vaker moeten doen? Keeperstraining voor alle spelers? Dat zou inderdaad een goed idee zijn en het sluit ook uitstekend aan bij de uitgangspunten van ASM. Deze methodiek ,ontwikkelt door Rene Wormhoudt (Performance Coach bij Oranje), gaat uit van het aanbieden van verschillende sporten zodat kinderen zich breed motorisch ontwikkelen. In dat beeld gezien zouden we in plaats van speciale keeperstraining nog beter kunnen focussen op het aanbieden van verschillende sporten. Judo voor het duwen, trekken en vallen. Badminton voor het vangen en slaan. Fietsen of skaten voor het balanceren en ga zo maar door. Deze integrale benadering zorgt uiteindelijk voor betere bewegers en op die manier ook voor betere voetballers en keepers.
Maar wanneer dan wel specifieke keeperstraining? De KNVB geeft hier weer het antwoord. Vanaf de leeftijd van ongeveer 10 jaar zijn de meeste kinderen zo ver dat ze zowel fysiek, cognitief en motorisch in staat zijn om gerichte keeperstarining te volgen. In deze zogenaamde "Gouden" leeftijd maken ze zeer snel ontwikkeling en heeft de training dus het meeste effect. Het allerbelangrijkste blijft echter het plezier. Of je nu wil voetballen, keepen, tennissen, fietsen of welke sport dan ook doe iets wat je leuk vindt.